In het muZIEum in Nijmegen...
En toen was het donker.
Pikkedonker.
Mijn hart ging als een idioot tekeer, ik moest echt mijn best doen niet in paniek te raken. Kom op Margriet, dacht ik, het is maar voor een uurtje, straks kun je alles weer zien, straks is er weer licht. Ik stond met mijn rug tegen een muur in een studeerkamer en durfde me nauwelijks te verroeren. De rest van het gezin stond naast me, althans, dat werd gezegd en dat kon ik ook wel horen.
'Ik vind dit doodeng,' prevelde dochterlief.
'Ik ook,' zei ik, bijna jankend.
Onze leidster stelde zichzelf voor. 'Kom nu allemaal naar mijn stem,' zei ze. Het klonk als een bevel en ik wilde niets liever dan die stem onmiddellijk vinden. Op de tast, met een blindegeleide stok voor me uit tikkend, schuifelde ik voetje voor voetje vooruit. Dwars door de diepste duisternis ooit. Mijn God, ik heb het nog nooit zo donker gezien. Zwart was echt zwart, ik wist niet of ik mijn ogen open moest houden of niet. Openhouden had geen zin, maar dichthouden ook niet. Niets had zin volgens mij, niets behalve doorgaan met ademhalen. Volkomen gedesorienteerd zocht ik onze leidster. Ik vond haar en was als een kind zo blij dat ze mijn hand pakte. Warme, zachte handen had ze, handen die me zekerheid geven in die vreemde, angstaaanjagend donkere wereld. Contact!
Ze leidde ons rond, nam ons mee naar buiten, naar de markt, liet ons oversteken op een drukke weg en liet ons ons eigen drinken betalen in een café.
De duisternis wende niet, maar onze leidster wel.
Ze was fijn, mooi en zeker, ze was geweldig, ik had voor geen goud een ander willen hebben.
Na een uur was het klaar.
Toen was er eindelijk licht.
En toen zag ik haar. Onze blinde leidster met de zachte, warme handen. Het was een moment om nooit te vergeten. Beschamend en confronterend. Ik, die altijd pretendeer geen vooroordeel te hebben, ik, die zeg dat het me altijd om het innerlijk gaat, ik zag haar en ik schrok. Ik schrok van hoe ze er uit zag. Ze was kleiner dan gedacht, ze was zo anders dan ik me had voorgesteld. Ze viel me, eerlijk gezegd, nogal tegen. Daar schrok ik van. Daar schrok ik ongelooflijk van. Ik werd boos op mezelf, moest hard aan het werk om beeld en gevoel weer bij elkaar te krijgen.
Wat vreselijk, dacht ik, wat is dit vreselijk. Ik wou dat ik haar nooit met mijn ogen gezien had, want in mijn duisternis, in mijn hart, was ze zo mooi, zo stoer, zo fantastisch, terwijl ik haar nu zag als iemand die raar deed met haar ogen en zelfs een beetje eng was. Toen ze zich omdraaide en weer verdween in die donkere wereld keek ik haar na en vond ik mezelf behoorlijk gehandicapt. Ik was ziende blind verdorie!
MuZIEum in Nijmegen: klik hier
3 opmerkingen:
Moooooi !!!!
"Het wereldje van Beer Ligthart" door Jaap ter Haar; dat boek zal ik nooit vergeten. Heb ik gelezen toen ik een jaar of 12 was. Een jongen die blind werd door een ongeluk. (Beer kreeg een riek in zijn ogen en werd blind) Hij was helemaal weg van een verpleegster maar zijn ziende vader vond een andere, (kennelijk mooiere) verpleegster, veel leuker. Dat boek kwam direct naar boven toen ik jouw stukje las. Beer, die zijn (in de ogen van zijn vader kennelijk lelijke) verpleegster een heel warm en fijn mens vond die hem veel steun gaf.
@Christa: Heb dat boek ook op die leeftijd gelezen, was één van mijn lievelingsboeken zelfs. Heb het vorig jaar nog herlezen.
Een reactie posten