Gisteravond was ik een beetje gefrustreerd. Ik had de hele dag gewerkt aan een kort verhaal en kwam er pas bij maanlicht achter dat wat ik had geschreven eigenlijk niet ter zake doende was. Ik bleek op het verkeerde moment het verhaal te zijn ingestapt, maar goed, dat wist ik van tevoren natuurlijk niet.
Het is altijd maar weer afwachten wat het verhaal wil, wat het beste is om het te doen glanzen. Het is een grote puzzel en lang niet altijd even makkelijk, dat wil ik toch een keer gezegd hebben. Dat u niet denkt dat het een schrijverd aan komt waaien. Werken is het, analyseren, proberen, wikken, wegen en lef hebben. De ene keer kan ik er beter tegen dan de andere.
Gisteravond kon ik er dus niet tegen. 'Waarom moet ik eerst altijd zoveel bagger schrijven voordat ik de essentie heb,' schreeuwde ik de kale kamer in. Niemand die het hoorde, dus niemand die het me uit kon leggen.
Ik smeet de deur achter me dicht, fietste naar huis, stootte en passant mijn lievelingsteen aan een rondslingerend waveboard dat ik in het donker niet had gezien, knalde per ongeluk met mijn hoofd tegen de deur en donderde de kamer in. Daar zaten de Kale Man, de Zoon en de Ex aan tafel, aan de thee.
'Thee?' vroeg ik verbaasd, 'nu nog aan de thee? Ik wil rosé.'
Dus schonk ik een glas rosé in en iedereen deed mee en de Dochter kwam nog even naar beneden en toen was het zomaar gezellig en later, toen ik nog alleen over was met de Kale Man en ik hem vertelde over al mijn bagger, was het opeens helemaal niet meer zo erg allemaal. Weet je, het hoort er gewoon bij, dacht ik toen ik zo zat te ratelen, bagger hoort er bij. Zonder baggeren bereik ik geen diepgang. Ja, dát is waarom ik zoveel bagger schrijf: vanwege de diepgang.
En daarom blijft het natuurlijk altijd stil in die kale kamer en geeft niemand me antwoord. Omdat ik zelf de antwoorden wel weet.
1 opmerking:
Gelukkig... er is nog hoop voor me dus! ;-)
Een reactie posten