Gisterochtend ging de telefoon. Het was een vriend die vroeg of ik even naar Zeewolde wilde rijden omdat hij niet verder kon fietsen vanwege een lekke band. Had ik fiets plus vriend net goed en wel in de auto zitten, belde Lief met de vraag of hij even gehaald kon worden met de auto in verband met, je raadt het misschien al, een lekke band.
Dus reed ik met 2 zwetende mannen en twee lekke fietsen naar huis. Daarna moest er natuurlijk koffie gezet worden en dáár weer na zat ik opeens met vriendlief in ons zeilbootje om te proberen wind te vangen. Dat ging amper, maar dat gaf niet, want we hadden rosé mee en dat drinkt heel lekker met weinig wind.
Dáár weer na staken we de bbq aan, aten we ons klem en kwam de buurman vertellen dat ie alsmaar onrijpe peertjes op zijn kop gegooid kreeg. Ik plukte zoontje van het schuurdakje en leerde hem hoe hij zo fatsoenlijk mogelijk sorry kon zeggen.
Daarna reden we naar de stal, maar dat bleek voor niets te zijn geweest, want de paarden waren buiten gebleven en dus was de stal nog schoon. Ik klierde op de terugweg wat met dochter achterin de auto (zoon van 19 reed), dronk voor de verandering nog maar eens een glas rosé en plofte met de bijlage van de volkskrant om een uur of 12 in bed.
Om een uur of drie, vier, knikkerde ik vriendlief uit bed vanwege geluidsoverlast en haalde ik toch maar mijn dekbedje tevoorschijn omdat ik een ietsiepietsie aan de koude kant was. Om half acht vanmorgen stond ik op. Ik plukte hier en daar een handdoek van de vloer, dronk een kopje thee, at een broodje kaas en begaf me naar de tennisbaan.
Aldaar wond ik me een beetje op over krakkemikkige oude dozen die niet eens keken of ze wel met hun eigen ballen speelden(nee dus!), dronk koffie en fietste weer naar huis alwaar een musje in dolle paniek door het huis vloog. Een stelletje gillende pubermeiden probeerden het arme dier met een schepnetje te vangen, wat volgens mij wel gelukt is, maar dat weet ik niet helemaal zeker, want ik ben gauw naar mijn atelier gegaan om even niet mee te hoeven doen aan al die herrie.
Bovendien waren opeens alle kinderen weer thuis en moest er kennelijk tomatensoep gegeten worden en begon het al langzaam weer een bende te worden, wat ik best wel zonde vond, want Armenie was wezen poetsen vanochtend en dat kon je nog nét een beetje zien toen ik wegging, maar al lang niet goed meer, want dat is niet te doen met al die kinderen.
En nu zit ik in mijn atelier en schrijf ik slome lompe zinnen. Ik wil eigenlijk wel douchen, want ik heb het warm en vanavond wil ik misschien wel weer een beetje zeilen of dat iemand anders kookt of misschien ook wel helemaal niks.
De zin 'van de mensen en de dingen die voorbijgaan' spookt alsmaar door mijn hoofd, maar dat is ook niet zo verwonderlijk als je ziet wat ik geschreven heb.
Het is een lome zomer, ik kan niet anders zeggen.
2 opmerkingen:
lekker stukje, ik voel me van dat soort dingen altijd zo lekker opknappen. herkenbaar x
Heerlijk geschreven!
Een reactie posten